Villa Voortman, rooms with a view voor uitzichtlozen
'Vooruitgaan, achteruit of surplacen, hier is alles oké'
Wie verslaafd is én psychische problemen heeft, kan haast nergens heen. Vaak wacht alleen de straat. Psycholoog Dirk Bryssinck kon dat vijf jaar geleden niet meer aanzien. In Villa Voortman in Gent bieden hij en zijn team weer uitzicht aan wie dat kwijt was. ‘Hier mogen ze zichzelf zijn. De rest komt daarna wel. Of niet.’
Door Nathalie Carpentier - verschenen in DS Weekblad juni 2016
'Welkom!' Boven aan de brede traphal in wat ooit een majestueuze villa moet zijn geweest, wacht Natacha ons op. Ze spreidt haar armen en gooit haar hoofd licht theatraal in haar nek. ‘Ik ben the voice van Villa Voortman!’ Als de deurbel snerpend blijft hangen, roept ze naar beneden: ‘En! Stop! Met! Bellen!’
Ze geeft een zakelijke handdruk. ‘Ik ben de woordvoerster. Ze zijn nog even in mee- ting’, waarna ze smakelijk begint te lachen. ‘Ook van Antwerpen? De Kielse rat-ten! Ik ben geadopteerd. Ik kom hier al vijf jaar en Villa Voortman is de max!’ Waarop ze even onverwachts verdwijnt als ze is verschenen.
‘Natacha is een van onze vaste bezoekers’, glimlacht psycholoog Dirk Bryssinck. Vijf jaar geleden richtte hij Villa Voortman op, een laagdrempelige ontmoetingsplek voor mensen met een verslaving én psychiatrische problemen, vaak psychoses. Bryssinck werkte toen nog in het psychiatrisch centrum in Sleidinge, maar kon niet langer aanzien hoe patiënten met een dubbeldiagnose steeds meer uit de boot vielen. Hoe ze vaker wel dan niet op straat belandden.
‘In de psychiatrie werden ze buitenge- gooid omdat ze te verslaafd waren, in de verslavingszorg omdat hun psychose te ernstig was. Terwijl ze vaak drugs gebruiken als een vorm van zelfmedicatie, om de psychische pijn te verlichten. Ze vertonen moeilijk gedrag, maar er bestaan ook weinig zorgprogramma’s voor hen. Eenmaal opgenomen, beginnen ze vaak toch weer te gebruiken en belanden ze op een zwarte lijst, waardoor ze na een tijd in geen enkele psychiatrische instelling meer terechtkunnen.’
‘Daarom heb ik mijn directeur in Sleidinge gevraagd of ik zélf geen ontmoetings- plek voor hen mocht creëren. Waar ze zonder voorwaarden, zonder verplichtingen, gastvrij worden verwelkomd, in het hart van de moeilijke buurten in Gent. Hij ging akkoord. Zo ontstond Villa Voortman.’
DE KLEINE PRINS
Vandaag lijkt het in de ruime, kleurrijke maar onderkomen woning de zoete inval.
Dirk kan geen halve zin zeggen of hij wordt bevraagd. ‘Mag ik eens bellen?’ Geoffrey, een jonge kraker, sloft, een slaapzak over zijn schouder, de kamer binnen en reikt zonder echt een antwoord af te wachten naar de gsm op tafel. Ronny komt nerveus melden dat ze hem weer hebben bedreigd. Een kalende man met een hoed steekt zijn hoofd om de hoek. Hij kijkt rond, bolt zijn wangen, blaast ze zuchtend leeg, draait even met zijn ogen en vertrekt weer. Geoffrey keert na vijf minuten terug met de dringende mededeling dat hij pampers heeft gevon- den op straat.
Bij elke vraag reageert Dirk Bryssinck even rustig. Bellen naar de huisarts? Hier is een telefoon. Dringend naar het OCMW? Straks zal iemand meegaan. Kan een dakloze vriendin blijven? Morgen mag ze komen voor een intakegesprek. En als de deurbel voor de tigste keer blijft hangen, antwoordt Dirk voor de even zoveelste keer zacht: ‘Als je er even op klopt, stopt het.’
‘Ze zeggen altijd dat mannen niet kun- nen multitasken, hier moet je wel’, lacht hij. ‘Wie verslaafd is, zoekt instant bevrediging. Ze verwachten altijd hier en nu een antwoord. Het is kwestie van rustig te blijven, een dik vel te kweken en niets persoonlijk te nemen.’
Dirk verduidelijkt zijn visie graag met de passage van de vos uit het verhaal van De kleine prins. ‘De prins wil graag spelen, maar de vos waarschuwt om niet dichterbij te komen. Hij is wild, moet eerst getemd worden. Als de kleine prins elke dag wat dichterbij zou komen en praten, kunnen ze langzaam een band opbouwen. Dan zal de vos op een dag uit de struiken springen en met hem spelen.’
‘Zo willen wij ook bij onze bezoekers een verlangen creëren waardoor ze weer mens worden. Soms komen ze hier verward toe, verwilderd door het leven op straat. Soms willen ze niet praten, omdat ze dertig stemmen horen in hun hoofd. Wij proberen hen langzaam uit het struikgewas te halen, weer een band met hen op te bouwen. Zodat ze mensen weer leren vertrouwen.’
Dat gebeurt à fur et à mesure. ‘Sommigen zoeken gewoon wat rust, anderen hulp bij papierwerk of een goed gesprek. Hier mogen ze zichzelf zijn. Wij bieden een anker- punt, een warme plek waar ze niet veroordeeld worden. De rest komt daarna wel. Of niet. En dat is ook oké.’
De bezoekers van Villa Voortman passen niet meer in het systeem van een psychiatrisch ziekenhuis, zegt Dirk. ‘Daar moeten ze op afspraak hun hart uitstorten, om8 uur opstaan of clean blijven. Tel daarbij dat de psychiatrie ook steeds meer een bedrijf wordt dat resultaten moet halen. De psychiatrische bedden worden afgebouwd omdat patiënten meer deel moeten uitmaken van de samenleving, maar óók omdat ze te duur zijn. De vermaatschappelijking van de zorg klinkt goed, maar dan moet je wél voldoende alternatieven voorzien. Anders belandt die miserie gewoon op straat.’
In de Villa zie je niet meteen wie bege- leider is en wie bezoeker. Ze willen er een wij-zij-cultuur vermijden. Als ik in de traphal een blonde jongen met een knalgele hoofdtelefoon een doos zie versleuren, denk ik dat hij een vrijwilliger is. Tot atelierbege- leider Sven de jongen vraagt of hij een van zijn mooie gedichten wil voordragen. Met een luide, schrille lach begint hij in schriftjes naar teksten te zoeken, ondertussen honderduit pratend. ‘Dit doet wel meer pijn. De gedachten. Iedereen wil op mijn gezicht slaan. Ik had net twee doodgereden kippen begraven, omdat ik niet wou dat kinderen die darmen zagen. Toen ik mijn konijn worteltjes wou geven, lagen die daar nog. Met hun darmen eruit getrokken. Dat gaat voor mij te ver. En daarna nog die hond met zijn afgebeten staart.’
‘Ah hier’, haalt hij plots met een verrukt gezicht het juiste gedicht uit de stapel losse papieren. Ineens is hij een en al aandacht, hij buigt zich over zijn tekst en begint met een nasale radiostem voor te lezen. ‘(...) Doorheen de bloesems waar je telkens weer om weent. Blaast de wind. (...)’
Zo pent hij tientallen gedichten per dag neer. Waarom schrijft hij? ‘Om iets moois af te geven. Om niet dezelfde fouten te maken’, vertelt hij tegen de muren. Hij lacht nerveus. ‘Dat ze niet allemaal denken dat het cholera is, maar gewoon uw hart dat geraakt was. Misschien was ik wel een zonnekind dat graag bij de maan zat.’ Plots slaat hij zijn schriftje dicht. ‘Goed, nu ga ik een sigaret roken.’ En weg is hij.
TE STRENGE REGELS
De nood aan goede opvang en zorg voor verslaafden met ernstige psychische proble- men is groot, zegt ook professor Geert Dom, expert ter zake van de Universiteit Antwerpen. Op basis van internationale epi- demiologische studies schat hij dat ons land minimum 17.500 patiënten met een dub- beldiagnose (alcohol-drugsverslaving en een psychotische stoornis) telt, een aantal dat vermoedelijk stijgt. Dom kaartte de gebrekkige zorg al in 1999 aan in een boek, de pijnpunten blijven na vijftien jaar dezelfde. ‘Centra die zowel verslavings- als psychiatri- sche zorg integreren, blijven zeldzaam. Als patiënten wél worden opgenomen, zijn zij vaak de eersten die worden ontslagen. De regels in de psychiatrie zijn vaak te streng voor hen. Bij een verslaafde die opnieuw drugs gebruikt, wordt de behandeling stopgezet omdat de patiënt niet gemotiveerd zou zijn. Maar het is net eigen aan die groep dat ze hervallen. Je moet bij hen toleranter zijn voor drugsgebruik en tóch zorg blijven geven.’
‘Dat bewustzijn groeit wel en meer zie- kenhuizen stellen zich ervoor open, maar het evolueert tergend traag. Bovendien wil de overheid de residentiële zorg afbouwen en opvangen met mobiele teams, maar de voorziene capaciteit en de personeelsbezet- ting zijn véél te laag. Ook staan niet alle mobiele teams te springen om die complexe groep patiënten ambulant te helpen, of hebben ze niet de nodige expertise. Het gevolg is dat patiënten vandaag nog te vaak van het ene naar het andere centrum worden gestuurd en van de ene crisis in de andere belanden.’
‘In Nederland hoor je dat de afbouw van psychiatrische bedden mogelijk tot een ver- hoogd aantal zelfmoorden leidt, omdat je een kwetsbare groep mensen vraagt in moeilijke omstandigheden te overleven. Ik vrees hetzelfde bij ons, al kan ik dat niet met harde data staven. Niet omdat het probleem niet bestaat, maar omdat het niet systematisch wordt gemeten. Ik heb weet van pati- enten op wachtlijsten die even voor opname overleden bleken, zonder dat een mobiel zorgteam betrokken was.’
De situatie van dit soort verslaafden is erg precair. ‘Ze lopen een verhoogd risico op zelfmoord, lichamelijke complicaties zo- als hiv of hepatitis C, maar ze kunnen ook crimineel gedrag ontwikkelen om aan drugs te raken. Door gedragsproblemen komen ze vaak in conflict met anderen, waardoor ze hun werk verliezen en moeilijk een woonst kunnen houden en dus op straat belanden.’
LABELS LOSLATEN
Op straat geldt het recht van de sterkste, in Villa Voortman zijn twee regels heilig: geen geweld en geen gebruik. Dat veroorzaakt soms conflicten, zoals vandaag wanneer een nieuwe bezoeker in de woonkamer een joint opsteekt. De groep begint te morren. ‘Maar hier wordt toch gerookt’, wijst de man naar de tafel met overvolle asbakken. ‘Ja, maar joints en andere drugs kunnen niet. Als je wilt gebruiken, doe je dat thuis of buiten.’
Dirk: ‘Het lukt behoorlijk om die regels te handhaven. Af en toe zijn er conflicten, maar het huis is groot genoeg om je even terug te trekken, als de spanning oploopt. Omdat wij hén met respect behandelen, doen zij dat ook. In de psychiatrie zaten we vaak uren achter glas te vergaderen over patiënten. Als je alleen op gezette tijden mét hen praat, maar wel uren óver hen, voed je de paranoia toch alleen maar? Hier doen we dat niet, we betrekken hen zo veel mogelijk, waardoor Villa Voortman ook hún project is. Ze houden zich aan de regels, omdat ze deze plek niet kwijt willen.’
Het valt op hoe hartelijk de bezoekers met elkaar omgaan. Als een Turkse man binnenkomt, geeft hij Dirk en de anderen een kus. Dirk: ‘Pol, onze oudste bewoner, is daarmee begonnen. Intussen is het een gewoonte. Soms zegt iemand: ik weet dat ik niet fris ruik, maar ik ben toch blij dat ik een kus krijg.’
De Turkse man is net vrij uit de gevangenis. ‘Ik woon al een week in een huis, maar heb nog geen matras.’ Hij glipt snel weg naar de keuken, waar hij helpt koken voor de hele groep. ‘Ali is een uitstekende kok’, kijkt Dirk hem na. ‘We richten ons op hun kracht en hun schoonheid. We laten ook zo veel mogelijk labels los. Wat zegt paranoia, schizofrenie of manisch depressieve psycho- se over iemand? We vertrekken niet van hun tekorten, maar van hun talenten. Daarom kunnen ze hier muziek maken, schilderen, theater spelen, schrijven of creëren wat ze willen.’
Om die activiteiten een duurzame basis te geven en het voortbestaan van de Villa mee te verzekeren – ze moeten binnenkort naar een ander pand – richtte een groep Gentenaars dit jaar de vzw Vrienden van Villa Voortman op. Robert De Croock, de voorzitter van de vzw en de vroegere direc- teur van Sidmar, hielp voor het vijfjarig bestaan een mooi boek uitbrengen. Hij raakte betrokken nadat hij een naaste had verloren met een dubbeldiagnose. ‘Je kunt redeneren dat het hun eigen schuld is, of je kunt mededogen tonen. Dan kies ik voor het laatste.’
THE BEST OF TWO EVILS
Therapie geven ze niet in Villa Voortman, of zo wordt het toch niet benoemd. ‘Soms kunnen we iemand weer aan het werk krijgen of verhinderen dat hij afglijdt naar dakloosheid’, zegt Dirk. ‘Maar van de meeste bezoekers kunnen we geen brave burgers meer maken. Ze hebben een te zwaar leven achter de rug.’
‘We proberen vooral te destigmatiseren, ervoor te zorgen dat ze weer verbinding maken met de samenleving waaruit ze werden buitengesloten. We proberen hun levenskwaliteit weer beter te maken – elk van hen vult dat anders in.’‘De meesten hebben een psychotische basisstructuur’, zegt vrijwilligster en psychologe Marleen. ‘Ze zijn zeer wantrouwig of megalomaan. Als iemand die eerst op twee meter afstand blijft, na een tijd met plezier een kus op de wang aanvaardt als begroeting, weet je dat je veel hebt bereikt.’
Mileen: ‘Ons engagement stopt niet hier. Onlangs ontmoette ik een bezoeker op straat. Hij was er slecht aan toe, maar ik begroette hem daar even hartelijk als hier. Ik spoorde hem aan om terug naar de Villa te komen, het was zo lang geleden. Vandaag stond hij hier weer. Dankbaar voor mijn aanmoediging.’
Marleen: ‘Ik kom zonder plan. Ik verwacht geen resultaten. Of ze nu vooruitgaan, achteruit of surplacen, het is oké. Al gebeurt het dat wij hen wél al aanvaarden zoals ze zijn, maar zij zichzelf nog niet.’
Ook Piet worstelt nog met zijn situatie. Met zijn zwarte bril, zachte beige trui en bijpassende broek en tas ziet hij eruit als een filosoof. Hij heeft nog een thuis, maar verblijft tijdelijk in het Psychiatrisch Centrum Dr. Guislain. Een zware psychose maakte werken na vijftien jaar onmogelijk – en dat blijft hij missen. ‘Het verleden haalde mij in. Ik heb geen prettige kindertijd gehad.’ Hij werd al drie keer gecolloqueerd. ‘Sinds de laatste keer probeer ik mijn psychoses te analyseren. Het is de enige manier om ze te vermijden. Een psychose is zéér destructief. Je bent hypergevoelig. Je leeft in een heel extreme wereld waarin elk teken van gevaar uitvergroot is. Elk woord, elk gebaar kan op een complot wijzen.’
‘Ik was er heilig van overtuigd dat ik afgeluisterd werd. Ik dacht dat het op tv voortdurend over míj ging. In een psychose keer je je hele wereld binnenstebuiten. Van je vrienden maak je vijanden. Eerst ben je doodsbang en na de angst komt de boosheid.’ Het heeft Piet veel vrienden gekost. En – dat is zijn grootste verdriet – ook zijn dochter. ‘Ik heb haar voor de helft opgevoed, nu mag ik haar alleen nog af en toe zien.’
Zijn gedichten, zijn drumsessies en het poëzie- en filosofietheater dat hij geeft in de Villa, houden hem recht. ‘Iedereen heeft goede, dagelijkse interactie met mensen no- dig.’ Piet heeft de drank afgezworen, de cannabis nog niet. ‘Het is the best of two evils. Anders ben ik permanent prikkelbaar en boos, dat is niet leefbaar.’ Hij blijft vechten, met vallen en opstaan. ‘Al die lege uren zijn een foltering voor mij. Het liefst van al zou ik mij weer nuttig voelen.’
ELKE DAG EEN KAARSJE
Aan de netjes afgeruimde keukentafel rolt Eli een sigaret. ‘Zou je dát daar van mijn tafel willen halen, voor ik begin te flippen’, wijst Edith, hoorbaar geïrriteerd, naar Eli’s pakje roltabak. De eetkamer beschouwt ze als haar terrein. Met een boze blik diept ze enkele proppen zilverpapier op uit haar caddy. Ze vouwt ze één voor één open, schudt de krui- mels uit het raam en strijkt elk zilverpapiertje glad om ze daarna weer in haar caddy te stoppen.
Eli windt zich niet op, maar veegt zijn tabak bij elkaar, glimlacht naar Edith en maakt zich ervan af met een grapje. Hij voelt zich goed in zijn vel, voor het eerst sinds lang. ‘Ik heb een erg zware jeugd gehad, verloor al mijn zelfvertrouwen als puber, dronk en vluchtte in de coke, heroïne, speed, alles. Nu weet ik dat mijn verleden geen excuus mag zijn om die verslaving te onderhouden. Drank lost niets op. Integendeel.’
Hij is al bijna twee jaar nuchter, maar beseft hoe broos het is. ‘Dirk heeft mijn leven gered. Door met mij te praten. Ik had nooit gedacht dat zoiets kon helpen. Een goede psycholoog laat je inzien waar je op afstevent, maar ook dat je kunt kiezen om links of rechts af te slaan. Shit krijg je voor niets in het leven, geluk moet je zélf maken. Je moet je verleden meenemen als een bibliotheek. Je moet eruit leren en er af en toe eens een boek uit nemen, maar je moet niet altijd je hele bibliotheek meeslepen. Dat gaat niet, dan val je om. Aanvaard wie je bent.’
Dus accepteert Eli dat hij geen werk heeft en wellicht nooit meer zal vinden, dat hij het niet redt zonder medicatie, dat hij veel verloren is. ‘Mijn zus heeft me geleerd sterk te zijn. Ze is na een lijdensweg van meer dan tien jaar overleden aan een hersentumor. Als ik nu sta af te wassen, denk ik aan haar. Zij wou zo graag nog afwassen, maar kon het niet meer. Ik besef dat alles beter kan, maar ook slechter. Véél slechter.’
‘Mijn leven is een hel geweest. Ik ben er zelf uit gekropen, maar had het nooit alleen gekund.’ En dan zegt de breedst geschouderde van allemaal, met zijn tattoos en bijna kaalgeschoren hoofd: ‘Ik steek elke dag een kaarsje aan, voor wie mij geholpen heeft en helpt.’
‘Buiten word je beoordeeld op je uiterlijk, hier mag je zijn wie je bent. Gekwetst maar vaak koekezacht’
‘Veel mannen ogen misschien stoer, maar je moet hier van niemand bang zijn. Ik kén dat wereldje. Mijn moeder heeft me ooit een foto getoond van toen ik zwaar aan de coke zat. Mijn ogen bloeddoorlopen, ik leek net een duivel. Vreselijk. Ik heb haar gesmeekt om die weg te gooien.’
‘Buiten word je beoordeeld op je uiterlijk, op je statuut, hier mag je zijn wie je bent. Als je veel van die mannen in de ogen kijkt, zie je hoe ze zich diep van binnen voelen: gekwetst maar koekezacht. Ze hebben vooral te veel meegemaakt.’
Sommigen voelen zich ‘een slak waar een kilo zout boven hangt’, zoals Tristan, een van hen, het ooit wondermooi ver- woordde in het tv-programma Radio Gaga. Na een bezoek aan Villa Voortman, denk je: trap ze alsjeblief niet plat, gun ze beschutting in dit slakkenhuisje.
STREETLIFE
Het is halfvijf. Dirk maant iedereen aan te vertrekken. Elke avond moet hij van zijn hart een steen maken en ze weer aan de buitenwereld overlaten.
Voor de trap houdt Natacha mij staande. The voice van de villa die dakloos werd en onderweg zichzelf verloor, wil nog voor me zingen. Zodra de recorder loopt, gaat ze voor me staan, recht ze haar schouders en kijkt ze trots in mijn ogen. Als ze een lied van Randy Crawford met een verrassend mooie soulstem aanheft, verstommen de laatste geluiden in het bijna verlaten ge- bouw.
‘I play the streetlife, because there is no place where I can go
Streetlife, it is the only life I know (...)Streetlife, you can run away from time Streetlife for a nickel or a dime Streetlife but you better not get old Streetlife or you’re gonna feel the cold’
Het boek over Villa Voortman is daar ter plaatsete koop: villa.voortman@pcgs.be, 0471/90.54.99, of in de betere boekhandel.