'Ik ben een moeder die het kind van een ander heeft doodgereden'

Perte totale: onschuldige daders getuigen

Eén seconde te laat geremd, één tel verstrooid, één keer pech en je kunt iemands dood op je geweten hebben. Denk niet te snel: wegpiraten. De veroorzaker blijft vaak zelf gebroken achter. 'Ik kon er niets aan doen, maar tóch voel ik mij een moordenaar.'

Nathalie Carpentier - De Standaard Weekblad, 23 januari 2016

' Dag meisje in Borculo. Op je fiets zonder enige verlichting in je donkere kledij. Je fietste in de regen over het industrieterrein. Ik kon jou echt niet zien. Ja, op het allerlaatste moment, ik moest vol in de remmen met vijftig ton. Dat ging allemaal nog maar net goed, hé! Ben jij ook net zo geschrokken als ik?'

In een emotionele open brief aan het onbekende meisje schreef de Nederlandse truckchauffeur Peter Hagenaars vorige week zijn angst van zich af op Facebook. Hij drukte het fietsertje en haar ouders op het hart om de volgende keer alsjeblief wél verlichting te gebruiken. Het bericht werd 95.000 keer gedeeld en 122.000 keer geliket. Net omdat hij haar niet gefrustreerd een tik op de vingers gaf, maar zich oprecht bezorgd toonde. Het laatste wat de trucker wil, is een kleine meid aanrijden. Hij is er zelf als de dood voor dat zijn kinderen iets zou overkomen in het verkeer.

automatische piloot

De brief raakte bij Sofie* een open zenuw. Hij katapulteerde de jonge Oost-Vlaamse vrouw meteen terug naar die fatale lentedag. Ze reed na een bezoek aan haar ouders terug naar huis, haar vertrouwde route. De kinderen zaten vastgegespt op de achterbank, zij hield haar ogen gericht op de baan. Het wegdek was droog, ze reed niet te snel, ze had niet gedronken, ze zat niet te prutsen met haar smartphone. En tóch.

'Ik heb niets gezien, zelfs geen flits. Ik hoorde alleen een doffe klap tegen de auto, mijn zoontje begon te gillen op de achterbank: “Mama, onze ruit is kapot!” Daarna zag ik in de achteruitkijkspiegel een schoen en een fiets liggen. Was het een oude man, een vrouw? Pas toen ik uitstapte, zag ik haar in de berm liggen. Een meisje, een kind nog.'

Haar hart stond stil, haar brein schakelde over op automatische piloot. Dit was erg, heel erg. Ze belde de hulpdiensten, enkele buren snelden toe. De ambulance arriveerde vrijwel meteen, maar het meisje reageerde al niet meer. 'Ze is ter plaatse gestorven.'

Nadat ze haar eigen kinderen uit de wagen had gehaald, drong de rauwe waarheid pas tot haar door. 'Als mama zou ik alles doen om mijn kinderen te beschermen, en nu had ik zélf een kind doodgereden. Niet met opzet, maar toch. De politie die komt melden dat je kind is verongelukt, is de nachtmerrie van elke ouder.'

Ze rilt. Sofie aarzelde om dit interview te geven. Ze draagt een vrolijk, felgekleurd truitje, haar gezicht is bedrukt. 'Ik sta stijf van de zenuwen', bekent ze. 'Ik heb hier heel gemengde gevoelens bij. Ik wil vooral de ouders niet kwetsen. En ik wil al helemaal niet de indruk wekken dat ik de schuld van mij wil afschuiven.'

'Ik scháám mij voor wat er gebeurd is, maar ik heb wel behoefte om erover te praten. Hoe voorzichtig je ook bent, een ongeval vernielt zo veel levens. Ook dat van de veroorzaker.'

Sinds die dag is niets meer hetzelfde. Dat het een kind was, maakte de schok nog groter. 'Dat meisje had nog haar hele leven voor zich. Ik heb die ouders niet alleen een kind, maar ook een stuk van hun leven ontnomen, ze moeten dat zelfs bijna lijfelijk voelen. Ik wil het niet vergelijken, maar ik heb zelf enkele miskramen gehad. Ik voelde me daardoor al zo leeg, ik had echt hartenpijn. Dit is nog zoveel erger.'

'Ik voelde me zo schuldig, zo machteloos. Ik wou het goedmaken, er zíjn voor die ouders. Wat natuurlijk niet kan, ik was wel de laatste persoon van wie ze troost wilden. Ik wou hen spreken, zodat ze wisten dat ik dit absoluut niet gewild had. Dat ik een verantwoordelijke chauffeur ben, een bezorgde moeder, geen roekeloze wegpiraat.'

'Het wordt je erg afgeraden om de nabestaanden zélf te contacteren. Ik heb mijn contactgegevens aan de politie mee gegeven en een briefje geschreven dat het mij verschrikkelijk speet. Ik weet niet of ze het ooit hebben willen lezen.'

Buiten dienst

Zelf schakelde Sofie onbewust over op overlevingsmodus. 'Ik richtte mijn aandacht op mijn eigen kinderen. De oudste speelde het ongeval vaak na. Als hij er vragen over stelde, hield ik me sterk. Tot ik 's avonds zat te waken bij het bed van mijn jongste, een slechte slaper, dan stroomden de tranen over mijn wangen.'

De eerste maanden durfde ze amper de straat op. 'Ik was bang dat iedereen me meteen met de vinger zou wijzen, me zou zwartmaken. Op een familiefeestje ontmoette ik een man die als kind een broer had verloren in een ongeval. Hij was nog altijd razend op die chauffeur. Ik kon door de grond zakken van schaamte, toen ik hem zag.'

Haar handen trillen. 'Niemand heeft me ooit iets verweten, maar ik verwijt mezelf van alles. Ik wéét dat ik geconcentreerd reed, maar ik ben ook iemand die veel piekert. Ik overloop geregeld moeilijke gesprekken in mijn hoofd. Misschien was ik toen ook even in gedachten verzonken en was dit een les?'

'Welke straf de rechtbank mij zou geven, kon mij weinig schelen. Mijn zwaarste straf was het oordeel van de ouders. Hoe zij naar mij keken. Ik was zo bang dat ze kwaad zouden blijven, mij zouden zien als iemand die fluitend voortleefde.'

De werkelijkheid was anders. Een sticker van de vzw Ouders van Verongelukte Kinderen, een krantenbericht, de minste opmerking kon Sofie helemaal uit het lood slaan. 'Na een tijd kreeg ik allerlei kwaaltjes. Felle hoofdpijn, nekpijn, slapeloosheid, onverwachte bloedingen. Mijn lichaam haperde, ik functioneerde niet meer, ik kon niets meer verdragen. Toen ik hoorde dat de ouders instemden met herstelbemiddeling via een psycholoog, ben ik ingestort. Alle verdriet en angst kwamen in één keer naar boven.'

Ook al wou ze zelf contact, het beangstigde haar enorm. 'Ik dacht dat ze vooral mijn versie van de feiten wilden horen, maar ze vroegen zich af ik er nog wel eens aan dacht.' Bij de herinnering springen de tranen haar opnieuw in de ogen. 'Natúúrlijk, ik ben daar voortdurend mee bezig. Het overschaduwt mijn hele leven. Al besef ik dat mijn verdriet peanuts is in vergelijking met hun pijn.'

'Bij het begin van het schooljaar berekende ik telkens in welke klas ze zou hebben gezeten. Ik vergeet geen enkele verjaardag. Ik heb met een leerkracht van haar gesproken, een vriendin is naar de begrafenis geweest. Ik wilde weten wat voor iemand ze was. Ik ben ook geregeld teruggekeerd naar die plek, ik had dat nodig. '

Stilte. 'Nu kan ik er stilaan over praten, maar het lijkt dan alsof ik het over iemand anders heb. Het blijft onwezenlijk, hoe is het mogelijk dat ík zoiets heb gedaan?'

Ze volgt therapie, dat helpt. Maar dat de ouders naar haar wílden luisteren, betekende het meest. 'Ze weten nu dat ik dit óók niet gewild heb. Ik hoop dat ze daardoor misschien met mildere ogen naar mij kijken. Zij hebben mij met die bemiddeling waarschijnlijk meer geholpen dan ik hen.'

Isolement

Het oordeel van de nabestaanden is vaak - hoe kan het anders? - bikkelhard. Het kost soms bovenmenselijk veel moeite om in diepe rouw het verdriet aan de andere zijde te willen zien, áls het al kan, weet Sabine Cocquyt. Zij verloor zelf haar beide ouders in een ongeval, haar zoon hield er een handicap aan over. De dader was in haar ogen niet minder dan een moordenaar, die haar alles had ontnomen.

Tot ze aan de praat raakte met een man die jaren later nog kapot was van het dodelijke ongeval dat hij mee veroorzaakt had. 'Toen besefte ik dat ook veroorzakers enorm veel verdriet kunnen hebben.' Het mondde uit in het boek Mij overkomt het niet, waarin Cocquyt vijf veroorzakers interviewde. 'Ook voor hen bleek het veel zwaarder dan ik dacht. Vaak leggen ze zichzelf een soort isolement op. Een vrachtwagenchauffeur die een kind had aangereden bij een dodehoekongeval, waagde zich daarna alleen nog buiten op de brommer en met de helm van zijn zoon op, zodat niemand hem zou herkennen.'

'Hun relaties lijden eronder, sommigen verliezen hun werk. Ze zwijgen er liever over, vinden dat ze geen recht van spreken hebben, terwijl praten helpt. Ook al mag je geen wonderen verwachten, ik pleit nu voor zo veel mogelijk herstelbemiddeling met het slachtoffer of de nabestaanden. Elkaar in de ogen kijken kan helen.'

'Met een slachtoffer voelen we makkelijk sympathie, met de dader vereenzelvigen we ons liever niet. Het is comfortabeler om het zwart-wit te bekijken, terwijl iedereen door pech of één seconde onoplettendheid een zwaar ongeval kan veroorzaken.'

Sinds de Staten-Generaal voor de betere opvang en begeleiding van verkeersslachtoffers kunnen ook veroorzakers van ongevallen hulp krijgen. Bij het Centrum Algemeen Welzijnswerk van Dendermonde, project verkeersongevallen, klopt nu jaarlijks een twintigtal veroorzakers aan, zegt hulpverleenster Sigrid Engelen. 'Dat blijft een kleine minderheid, velen vinden dat ze geen hulp verdienen. Terwijl ze er evengoed van afzien. Ze worstelen vooral met gevoelens van schuld en schaamte. Ze blijven zich afvragen hoe ze het hadden kunnen voorkomen, zelfs al valt hen wettelijk niets te verwijten. Ze willen iets goedmaken, maar tegelijk sluiten ze zich af, omdat ze bang zijn dat anderen hen zullen veroordelen.”

'De meesten willen graag hun spijt betuigen, al verwachten ze niet dat die ook meteen aanvaard wordt. Voor wie toch een soort van vergiffenis krijgt, is dat ontzettend belangrijk. Dat verzacht hun schuldgevoel, maar helemaal weg gaat het nooit. Ook hun leven is nooit meer als voorheen.'

Flashback

Voor Bart* verloor het leven alle glans, nadat hij een man met zijn bus had aangereden. 'Als buschauffeur passeer ik die plek nog vaak. Telkens zie ik in gedachten die man weer liggen in die hoek. Ik krijg dan nog altijd een krop in de keel, meer dan eens moet ik huilen.'

De Brusselse veertiger - een zachtaardige, ietwat bedeesde man - kan er nog maar sinds kort over praten zonder emotioneel te worden. 'Dat heeft me zeker tien jaar gekost.'

'Ze hebben me al vaak gevraagd hoe het mogelijk is dat ik nog met de bus rijd. Ik ben door de hel gegaan. Ik twijfelde erg of ik wel een goede chauffeur was. Ik maakte daarna allerlei stomme, kleine foutjes, maar tegelijk sterkte het mijn zelfvertrouwen ook weer om te rijden. Ik doe dit werk graag, het was een houvast.'

Zijn werkdag zat er bijna op, toen Bart die avond een brede Brusselse steenweg opreed. Hij weet het nog precies: hij reed 65 kilometer per uur waar hij 70 mocht, toen hij het donkere kruispunt naderde. 'Plots dook voor mij een slanke, vrij jonge man op. Een fractie van een seconde, langer was het niet. Hij kwam van de andere kant. Hij wandelde niet, hij rénde de baan over. Ik kon niet meer remmen, ik heb hem geraakt. Hij was op slag dood.'

'Alle politiemensen die ik sprak, stelden me gerust: ik kon er niets aan doen, alles wees erop dat ik niet in fout was. Ik was gewoon op de verkeerde plaats op het verkeerde moment. Maar dat helpt niet. Van mijn vrouw mag ik het zo niet bekijken, maar sinds die dag voel ik mij een moordenaar. Dat is toch ook zo? Ik heb iemands leven afgepakt.'

Hij dacht dat het de familie van het slachtoffer kon helpen als hij persoonlijk uitlegde wat er was gebeurd. 'Ze dachten dat ik de waarheid niet vertelde. Ik vermoed dat ze nog in shock waren, ik kan hen dat niet kwalijk nemen, maar bij mij kwam dat heel hard aan. Daarna ben ik ingestort.'

Het liet hem niet meer los. 'Ik had een man gedood. Vaak schoot ik midden in de nacht rusteloos wakker en kon de slaap niet meer vatten. Tijdens nachtelijke wandelingen speelde ik telkens dezelfde film af in mijn hoofd. Waarom was hij onder mijn bus gelopen? Ik voelde ook steeds vaker een innerlijke woede opkomen. Dan vloog ik uit tegen mijn kinderen, werd kwaad om niets.'

Sprint

Hoe langer, hoe meer verloor Bart interesse in de gewone dingen, hij gleed af naar een depressie. 'Ik heb zelfs aan zelfmoord gedacht. Om van dat schuldgevoel af te zijn. Gelukkig besefte ik óók nog welk verdriet ik mijn gezin dan zou aandoen.'

Enkele jaren geleden was hij opnieuw betrokken bij een zwaar ongeval. Een auto die twee levensgevaarlijke manoeuvres uitvoerde, kon hij maar nipt ontwijken. 'Het liep enkel goed af omdat ik juist gereageerd had, zei iedereen. Ik ben beginnen huilen als eenklein kind. Mijn baas begreep er niets van, hij vond dat zwak. Wat was het probleem, ik was toch niet in fout? Nu niet en toen niet. Leidinggevenden van transportbedrijven beseffen soms niet hoe diep zo'n dodelijk ongeval er bij beroepschauffeurs inhakt.'

Zo diep dat Bart een hartaanval kreeg voor zijn veertigste. 'Het was alsof er een olifant op mijn borst stond. Het had te maken met ongezond veel en langdurige stress. Sinds het ongeval is er een permanente onrust in mij geslopen. Ik heb mij vaak afgevraagd of ik het had kunnen vermijden. Misschien als ik vijf kilometer per uur trager had gereden? Had hij de overkant dan misschien wel gehaald? Ik weet dat ik niets kón doen - hij is gewoon onder mijn wielen gelopen - maar ik heb wel iemands vader, broer, geliefde gedood.'

'Het parket heeft mij die avond ondervraagd, maar daarna heb ik nooit meer iets gehoord. Ik heb jaren angstvallig de brievenbus in de gaten gehouden. Later vernam ik dat de man veel had gedronken en antidepressiva nam. Wou hij misschien dood? Het zou kunnen verklaren waarom hij recht voor mijn wielen is gelopen. Ik zag hem niet, maar hij móét mij hebben gezien. Waarom sprintte hij anders recht op mij af? Ik zal nooit een antwoord krijgen.'

'Voor anderen heb ik één goede raad: praat erover, ik heb dit te lang alleen gedragen. Mijn jonge collega's druk ik op het hart om niet sneller te rijden om tijd in te halen. Het leven kan zo voorbij zijn. En ik zou alle fietsers en voetgangers willen smeken: Alsjeblief, maak dat wij je zien! Let zelf ook op, soms zien we je écht niet.'

Loopgraven

Sinds Bart via Even-zeer lotgenoten leerde kennen, gaat het wat beter. Het contact, het begrip luchtte op. Guido Empereur richtte de zelfhulpgroep op, nadat hij zelf een zwaar ongeval had veroorzaakt. Zijn slachtoffer raakte levensgevaarlijk gewond, maar chirurgen wisten hem te redden.

Guido wou zo snel mogelijk zijn verontschuldigingen aanbieden, maar zijn verzekeraar floot hem terug. 'Volgens hem kwam dat neer op een schuldbekentenis. Het is uitgedraaid op een fikse ruzie. Ik heb het been stijf gehouden. Ik wou absoluut zeggen dat het me speet, dat betekende toch niet dat ik ook schuldig was? Daar moest de politierechtbank over oordelen. Het mag toch een beetje menselijk blijven?'

Hij schrok toen hij het slachtoffer zag liggen in het ziekenhuis, gehuld in een harnas. 'Ik verwachtte allerlei verwijten, maar de man brak zelf meteen het ijs. “Kom maar binnen,” zei hij, “ik bijt niet”.'

Sindsdien dringt Guido er bij lotgenoten op aan om - indien mogelijk - vóór het proces contact op te nemen met het slachtoffer of de nabestaanden. 'Schakel een bemiddelaar in die weet hoe je dat aanpakt. Doe het voor beide partijen zich in de loopgraven verschanst hebben om hun verdediging op te bouwen. In de rechtszaak worden financiële en juridische kwesties afgehandeld. Dat is niet de plaats noch het moment om je emoties voor het eerst over te brengen.'

'Je kunt het ongeval nooit ongedaan maken. Je kunt de schade niet herstellen, maar soms helpt het om een constructieve bijdrage te leveren aan de samenleving. Voor mij is dat die lotgenotengroep, een andere chauffeur probeert zijn gemeente verkeersveiliger te maken. Een jonge kerel die op nieuwjaarsnacht een meisje heeft aangereden, is nu chauffeur voor de Responsible Young Drivers. Ieder probeert zo'n drama op zijn manier zin te geven.'

Vaak bellen ze Guido om raad. Ook Bart vroeg hem of het wel een goed idee was om foto's te maken van de plaats van het ongeval? Als het kon helpen, moest hij het vooral doen, was het antwoord. Bart: 'Ik heb dat kruispunt vanuit elke mogelijke hoek gefotografeerd. Thuis heb ik die foto's urenlang bekeken. Vraag me niet hoe of waarom, maar dat heeft mij wat tot rust gebracht.'

'Later, toen ik in zak en as zat, ben ik eens halsoverkop met mijn motor naar Scherpenheuvel gereden. Ik ben nochtans geen kerkganger, ook niet gelovig. Ik heb er wat rond gewandeld en heb in de basiliek een tientje gekocht: een ketting met een kruisje en tien bolletjes aan, eentje per weesgegroetje.'

Hij klopt even op zijn broekzak. 'Die kleine dingen hebben mij mee uit die put getrokken. Sindsdien heb ik dat bij me, als ik met de bus rijd. Ik ben het nog geen enkele dag vergeten. Het is mijn talisman.'

***

De avond na ons gesprek belt Sofie ons op. Om te verwoorden wat ze die ochtend niet gezegd kreeg. 'Ik verwacht niet dat haar ouders mij vergeven, dat zou te veel gevraagd zijn. Ik moet het eerst mezelf kunnen vergeven. Dat vind ik het moeilijkst. Daarom verzwijg ik dat ongeval liever als ik nieuwe mensen ontmoet. Ik wil niet dat ze het weten. Omdat ik zelf nog niet kan aanvaarden dat ik ook dát ben: een moeder die het kind van een ander heeft doodgereden.'

* De namen en enkele details zijn gewijzigd om de privacy te waarborgen.

Meer info: rondpunt.be (vzw die ijvert voor opvang van alle verkeersslachtoffers; suggnome.be (forum voor herstelrecht en bemiddeling), Even Zeer: sites.google.com/site/evenzeer en evenzeer@gmail.com.

'Mij overkomt het niet' van Sabine Cocquyt is uit bij Epo.